Selecteer een pagina

In 2002 kwam mijn prachtige stiefzoon in mijn leven en ik besloot onmiddellijk om heel veel van hem te gaan houden. Hij was toen een jaar oud. Op zijn tweede, in de peuterpubertijd, vond ik dat soms lastig. Ik kan me een kampeervakantie herinneren, waarbij hij op de momenten dat mijn man naar het toilettengebouw ging, onbedaarlijk huilde. Hij wilde niet bij mij zijn, maar bij zijn papa. Andere campinggasten keken mij met een mengeling van nieuwsgierigheid, verbazing en medelijden aan. “Dat kind wil niet bij zijn moeder zijn” leken ze te denken. Zo zag ik dat. En ik vond dat moeilijk. En ging dus mijn best doen. Overcompenseren. Ik wilde zo graag al mijn liefde aan mijn pluskind geven, dat ik er moeite in ging stoppen.

“VAN WIE HOU JE MEER?”
Later, toen hij een zusje had gekregen, vroeg hij mij “van wie hou je meer?”. Ik legde hem uit dat ik van hen beide evenveel hield. Dat ik bij allebei liefde voel en dat het toch ook anders voelt, omdat ze allebei zo anders zijn. Dat vond hij lastig, hij wilde dat ik een keuze maakte en dat wilde ik niet. Ik ging nog meer mijn best doen. Nog wat later vond hij dat zijn zusje werd voorgetrokken. Ik probeerde zo neutraal mogelijk te kijken naar hoe mijn lief en ik ons naar hen beiden gedroegen en kon het voortrekken
niet ontdekken. Misschien wel andersom. Door het overcompenseren. Hij kreeg duurdere cadeaus, bijvoorbeeld. Meer aandacht. Alles om maar te voorkomen dat hij zich benadeeld zou voelen. En toch gebeurde misschien wel precies dat. En ondertussen communiceerde ik impliciet aan hem “zie eens wat ik allemaal voor je doe”. Hij zag het niet. Logisch. Het is helemaal niet fijn als iemand zo haar best voor je doet.

MOEITE
Inmiddels weet ik dat het niet werkt. Moeite stoppen in iets. In een relatie. Dat moeite-energie er voor zorgt dat iets moeizaam wordt, zwaar, niet vanzelf. Aandacht besteden aan iemand: ja! Moeite stoppen in iemand: nee. Mijn initiële enthousiasme om zo veel mogelijk van hem te houden veranderde in moeite. Ik heb daar heel veel van geleerd. En leer nog steeds heel veel. Dat liefde soms minder een werkwoord mag zijn. Dat het een ‘one way street’ mag zijn. Ik hoef niet evenveel terug te krijgen. Ik leer ook over mijn eigen behoeftes voorop stellen. Dat ik niet voortdurend hoef uit te gaan van andermans behoeftes. Dat dàt niet de manier is om liefde te krijgen of liefde te geven. Dat ik achterover mag leunen en alleen maar met waardering naar hem hoef te kijken. Dat ik alleen maar liefde hoef te voelen. Niet geven, niet werken, maar voelen en zijn.